Hoe zal de langdurige zorg er in 2020 uitzien? Een prikkelende vraag… maar 5 jaar is ook weer niet zo ver weg in de toekomst… dus genezing van dementie, vliegende rollators of wijkverpleegrobots zijn niet heel waarschijnlijk in de komende periode.
Barbara van der Linden
Grote revoluties hoeven we dus niet te verwachten… ook niet in de organisatie van de zorg. Te meer omdat er in 2015 al grote transities in gang zijn gezet door de invoering van de nieuwe Wet Langdurige Zorg en veranderingen in de Zorgverzekeringswet en de Wmo.
De grootste aandacht zal de komende 5 jaar gaan naar het goed in de praktijk implementeren van deze transities. Over 5 jaar zullen we hopelijk wel zicht hebben op het succes ervan. Als alle partijen hun rol goed oppakken en samen investeren in implementatie kunnen de transities in hun opzet slagen.
Doel van de transities is om betere kwaliteit, meer betrokkenheid van burgers en houdbare financiering van de langdurige zorg te krijgen door decentralisatie van taken naar gemeenten en verzekeraars. De komende 5 jaar zullen zij druk doende zijn met het goed inregelen en uitvoeren van die wetten. Die periode is echt wel nodig om te veranderen, dat hebben we ook gezien bij de stelselherziening uit 2006: nu pas komen verzekeraars echt toe aan het inkopen op kwaliteit!
Gemeenten moeten veel
Gemeenten moeten zorg en ondersteuning inkopen en moeten de bepaling van zelfredzaamheid en indicatiestelling organiseren. Ze zullen moeten zorgen dat het sociale netwerk om de cliënt geactiveerd wordt en dat er daarbij ondersteuning is, als dat nodig is. Meer dan ooit zullen gemeenten eisen dat de zorg op basis van actuele kennis wordt uitgevoerd. Ze zien steeds meer de noodzaak van kennisontwikkeling voor de praktijk en dat ze daarin moeten investeren.
Verzekeraars moeten inkopen op kwaliteit en doelmatigheid, maar staan ook voor de taak de rapportagedruk voor instellingen en zorgverleners in te perken. Nu al zijn er veel klachten over de gevraagde administratie. De kunst zal zijn om ruimte en vertrouwen te geven terwijl verzekeraars toch zicht krijgen op de kwaliteit van de geleverde zorg.
Mogelijk is de Belastingdienst een goed voorbeeld: burgers moeten zelf hun redelijk eenvoudige belastingformulier invullen en de overheid controleert steekproefsgewijs. Kwaliteit en doelmatigheid kan ook kostenbesparingen opleveren. Het zou mooi zijn als een deel daarvan terugvloeit om te investeren in de kennisontwikkeling en toepassing binnen de zorg in zogeheten shared savings deals.
Zorgverleners moeten zelfzorg stimuleren
Zorgverleners merken de veranderingen in de uitvoering van hun werk. Verpleegkundigen en verzorgenden moeten steeds meer aan case management doen. Ze moeten zelfzorg stimuleren en informele zorg ondersteunen. Als er hands-on zorg nodig is moet dat gecombineerd worden met een slimme inzet van technologieën (robots, monitoring, domotica).
De zorg wordt complexer en vaker moet er samengewerkt worden met andere disciplines. Preventie en leefstijladvisering maken deel uit van het arsenaal. En dit alles terwijl er beter naar de cliënt en zijn naasten geluisterd moet worden en hun wensen als uitgangspunt moeten dienen. Om dit alles goed te doen zullen zorgverleners nieuwe vaardigheden moeten leren en moeten werken op basis van actuele kennis. De beroeps- en opleidingsprofielen 2020 voor verpleegkundigen en verzorgenden sturen hier nu al op aan.
Moet het veld dat nu allemaal zelf voor elkaar krijgen? De staatssecretaris heeft de wetten door de kamers gekregen. Trekt hij zich nu terug? Een recente brief aan de Tweede Kamer geeft enige geruststelling: de langdurige zorg mag ondersteuning van de overheid verwachten voor de benodigde professionalisering. Er gaat in de komende tijd extra geld naar opleidingen en bijscholingen van medewerkers in de zorg. Via ZonMw ondersteunt het ministerie het ontwikkelen en onderhouden van kennispleinen en andere infrastructuur zoals implementatiedeskundigheid. Maar is dit genoeg?
We weten dat veranderen lang duurt en actieve energie kost. Zeker in de langdurige zorg waar cliënten vaak willen houden wat ze hebben en de veelal laag opgeleide werkers niet erg kennisgedreven en veranderingsgezind zijn. Implementatie gaat niet vanzelf en kost tijd en gerichte, gezamenlijke actie. De Zorg voor Beter- en In voor Zorg-programma’s uit 2004 tot 2015 laten zien dat dit werkt.
Succesvolle transities
De komende 5 jaar zullen uitwijzen of de transities in de langdurige zorg succesvol zijn verlopen en of ze de opbrengsten geven waar ze voor bedoeld waren. Belangrijkste factor hierbij is waarschijnlijk de economische ontwikkeling en de bereidheid om te investeren in de implementatie van de transities. Als alles gepaard moet gaan met bezuinigingen en krimp zal er te weinig capaciteit zijn om zorg te leveren en om in innovatie te investeren.
Gevaar is dat er te weinig gedaan kan worden voor de mensen die minder zelfredzaam zijn, weinig familie of vrienden hebben of weinig eigen middelen. Ondanks goede bedoelingen blijft dan alleen verschraalde zorg over. Het zou mooi zijn als de gemeenten, verzekeraars, instellingen en beroepsorganisaties dit erkennen en samen met het ministerie investeren in implementatie. Het bij elkaar brengen van nu nog losstaande initiatieven en het gezamenlijk investeren in een gericht implementatieprogramma zou een positieve stimulans geven.
Daarbinnen zouden het ontwerp van goede praktijken en het verspreiden ervan, het opleiden van mensen en het gericht verbeteren een plaats moeten krijgen. Als zo’n programma een shared savings opzet krijgt kan het zichzelf ook nog terugverdienen.
Implementatie gaat niet vanzelf. Laten we de komende 5 jaar gebruiken om het goed te krijgen!
Auteur
Barbara van der Linden is stafmedewerker implementatie en innovatie bij ZonMw en redacteur van KiZ.
Geef een reactie