Het is 5 november 2015. Het congres ‘Back to the future’ over kwaliteit en veiligheid in de zorg is net afgelopen. De mensen lopen door de tropische tuin van Burgers Zoo. Ze praten na over de lezingen en vooral over die van Bakas, die met name de technologie als belangrijkste motor van de veranderingen in de zorg aanwijst. Naast bijval hoor ik ook ongeloof bij sommige deelnemers. Maar hoe zit het dan met de menselijke behoefte aan aandacht, ergens bij horen, je verhaal kwijt kunnen? Daar had men Bakas niet over horen praten.
Peter van Splunteren
Snel loop ik door, ik kan me helaas niet mengen in deze discussie. Ik heb een afspraak met De Professor. Aangekomen op de plek van afspraak doet De Professor zelf de deur open en leidt me naar de achtertuin. Daar staat ie te glimmen. De DeLorean met de tijdmachine Flux Capacitor. De Professor heeft me beloofd om me nog dezelfde dag naar 5 november 2020 te laten reizen. Een peulenschilletje voor de machine, omdat voor vijf jaar vooruit niet heel veel energie nodig is.
Ik mag instappen, op de console staan de data van vandaag en die van 5 november 2020. Precies volgens afspraak. De Professor bevestigt en passant nog de drie afspraken met de mensen die ik wil interviewen: een patiënt met chronische psychiatrische problemen, een hoogleraar psychiatrie en een psycholoog met veel praktijkervaring. De Professor sluit het luik van de tijdmachine, steekt zijn duim omhoog en drukt op een grote rode knop.
Het volgende moment bevind ik mij in een kamer van een mij bekend gebouw in Utrecht. Aan tafel zitten de patiënt, de hoogleraar en de psycholoog. Ik praat met ze over de ontwikkelingen in de ggz van de afgelopen vijf jaar. Wat is er veranderd, hoe staat het met de kwaliteit van de zorg en wat moet er meer gebeuren om kwaliteit te stimuleren?
Ter controle bloed afgeven
Monique is sinds haar dertigste patiënt. Ze woont, na een paar opnamen en verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis, sinds 15 jaar in een voorziening voor Beschermd Wonen. Na aftrek van huur, kosten van zorgverzekering en een eigen bijdrage voor de zorg, houdt ze krap 75 euro per week over om van te leven. Af en toe komt er een verpleegkundige langs die vraagt hoe het gaat en of ze haar medicatie neemt.
Heel soms krijgt ze een gesprekje met een psychiater en dan moet ze ter controle bloed afgeven. De instelling waar ze verblijft is al een tijd bezig met een activiteitencentrum, maar het komt niet van de grond. Monique zou best wat meer aanspraak willen. De begeleiding komt een paar keer per week om te helpen maar ze voelt zich vaak angstig door de stemmen die ze hoort en zegt dat ze eenzaam is.
Ze skypet veel met haar zus, en af en toe gaan ze samen op pad. Nee, de laatste jaren is er weinig veranderd, het zou mooi zijn als het activiteitencentrum er zou komen, dan kan ze zonder veel moeite leuke dingen doen. Tekenen en zingen, bijvoorbeeld. Maar wel met begeleiding, want zonder is het moeilijk. ‘Ik sta er alleen voor en dan heb je toch hulp nodig’, besluit ze en kijkt me vragend aan.
Jacques is hoogleraar sociale psychiatrie en gaat binnenkort met pensioen. Hij is niet erg optimistisch gestemd over de GGz. Sinds 2017 zijn over alle aandoeningen in de psychiatrie zogenaamde Zorgstandaarden gekomen. Daarin staat op basis van de wetenschappelijke inzichten en praktijkkennis verwoord wat goede zorg is.
Grootste probleem is nu echter de betaalbaarheid van die wenselijke zorg. Voor een patiënt als Monique zou dat veel meer moeten zijn dan wat ze nu krijgt. Maar de gemeente heeft er onvoldoende geld voor over en de gespecialiseerde GGz worstelt nog steeds met bezuinigingen. De belangrijkste bedreiging voor de kwaliteit is volgens Jacques de verdeeldheid in de sector. Psychiaters, psychologen en verpleegkundigen blijven te veel op hun eigen eiland zitten en zijn niet in staat samen een visie te ontwikkelen over de toekomst van de ggz.
De sector lijdt aan ‘gremiose’
Er zijn te veel verschillen van mening over fundamentele zaken, de sector lijdt aan ‘gremiose’. Dat is een kwaal van de bureaucratie. Alles moet met iedereen worden afgestemd en overlegd, het resultaat is vaak een waterig compromis, dat de echte problemen niet oplost. Er wordt – gelukkig – de laatste tijd weer gepraat om de verschillende beroepsverenigingen om te vormen tot een club: de Nederlandse Vereniging voor Psychische Gezondheid (NVPG). Samen met het Trimbos-instituut wordt gewerkt aan een visiedocument en een ontwikkel- en onderzoekagenda. ‘Ja, als het lukt om meer eenheid te krijgen ziet de toekomst er beslist zonniger uit. Maar gerust ben ik er niet echt op’, zegt ie, ‘gremiose’ laat zich niet makkelijk genezen en hij lacht me minzaam toe.
Chantal is psycholoog. Ze werkt nu sinds vijf jaar in een centrum voor psychische gezondheid, Psyche-urbis. De stad van de psyche, legt ze enthousiast uit. In het centrum werken psychologen, verpleegkundigen, psychiaters, fysiotherapeuten, diëtisten en sociaal werkers samen om het concept van integrale gezondheidszorg in de praktijk te brengen. Integraal betekent voor Chantal dat de scheiding tussen lichaam en geest verdwijnt.
In het centrum kijkt men naar de persoon als geheel, psychische klachten zijn altijd een gevolg van sociale, somatische, biologische en psychische factoren. Het centrum biedt daarom naast psychische behandeling volgens de laatste inzichten, allerlei vormen van groepsactiviteiten, zoals mindfulness, yoga, voorlichting over voeding en gezond leven. Er is een diëtiste die mee kan helpen het voedingspatroon te veranderen en een fysiotherapeut helpt mee om wanneer nodig het bewegen meer te stimuleren.
Het centrum is opgezet door twee psychiaters, alle medewerkers zijn zelfstandig, ze huren de ruimte en kopen de gemeenschappelijke diensten in, zoals ICT en schoonmaak. Psyche-urbis kent een opmerkelijke groei, zowel in aantallen cliënten als in verwijzingen van huisartsen en GGz-instellingen. Op de website van het centrum is een platform waarop modulen te vinden zijn over allerhande aandoeningen.
Tegen een kleine vergoeding kunnen mensen daarvan gebruik maken. Chantal ziet een grote toekomst voor dergelijke initiatieven. Men is bezig met een franchise-formule waarmee het aantal centra in Nederland kan worden uitgebreid. Gevraagd naar het ‘zoemwoord’ voor de GGz in 2020 antwoordt ze zonder aarzelen: psyche-urbis.
Auteur
Peter van Splunteren is werkzaam bij het Trimbos Instituut en lid van de redactie van KiZ.
Geef een reactie